De as van mijn lief heeft een jaar in huis gestaan, niets stond me in de weg om zijn as uit te strooien. Alleen ikzelf. Ik wist wel waar, want “ons” plekje aan het IJsselmeer, dat was wat hij wilde. Ik wist alleen nog niet wanneer. Ik kon het nog niet, ik wilde hem nog bij me houden.
Een jaar later was ik zover. Op zijn sterfdag ging ik met mijn kinderen op pad. Ik kocht drie rozen en we schreven ieder iets persoonlijks op ons eigen kaartje. We namen de voor mij zo bekende route die we altijd met de motor reden en namen plaats op het tevens voor mij zo bekende muurtje. Onze benen bungelend boven het grote water. Na een poosje, ieder met zijn eigen gedachten, werd het tijd. Alle drie verstrooiden we om en om de as en wierpen onze roos in het water.
Iedere roos en alle as volgden zijn eigen weg, dat was mooi. Plotseling attendeerde mijn zoon mij op mijn roos; de as vormde er een hart omheen. Wat was dat adembenemend en bijzonder. Zo hebben we een half uur tegen elkaar aan gezeten, ieder met zijn eigen gedachte en net zolang tot alles uit zicht was. Het was mooi en goed.
We hielpen elkaar overeind om te voorkomen dat we zelf in het water terecht kwamen. We keken met de armen om elkaar heen nog even richting het IJsselmeer. Plotseling hoorden we achter ons een wel héél bekend motorgeluid. We draaiden ons om en bleven als aan de grond genageld staan. Verbijsterd waren we. Mijn lief reed voorbij op z’n eigen motor, met z’n eigen helm op, in z’n eigen spijkerjasje. Het wás hem gewoon. We konden helaas zijn gezicht niet zien, met zijn rug naar ons toe reed hij de verte in. We hebben het alle drie gezien, we waren hierdoor van slag maar ook blij.
We sloten dit gedenkwaardige moment af met een kopje koffie en appeltaart, zoals mijn lief en ik dit altijd deden. Een goede vriendin (zij wist van de roos en de asverstrooiing) belde mij drie dagen later of ik even bij haar langs wilde komen. Nooit las ze een column in de zaterdagkrant, nu viel haar oog op een titel: De Roos. Het ging warempel over ons.
De columnist die het artikel schreef, fietste de bewuste dag over de dijk aan het IJsselmeer en zag ons. Hij schreef dat hij was afgestapt en naar ons had staan kijken. Hij beschreef dat er drie mensen op een muurtje zaten en zag dat we een roos in het water wierpen. Hij ervaarde dat wij met z’n drieën een mooi maar ook emotioneel moment aan het beleven waren. Hij voelde uit respect dat hij niet kon blijven staan en fietste door. Hij besloot dit mooie moment vast te leggen in zijn wekelijkse column en liet ons achter met de vraag of er misschien toch meer is, tussen hemel en aarde…